zaterdag 12 september 2015

Reclame- en Demonstratiewagens van de Lever's Zeep Maatschappij te Vlaardingen


Chenard & Walcker demonstratiewagen.


De Lever's Zeep Maatschappij in Vlaardingen was ooit één van de grootste zeepfabrieken van Nederland. Er werden een aantal bekende merken zeep en waspoeder gemaakt waaronder Sunlight, Lux, Vim, Rinso en Radion. Voor deze producten werd geadverteerd in kranten en tijdschriften, daarnaast beschikte de fabriek over een aantal reclame- en demonstratieauto's waarmee het publiek werd opgezocht. Vanuit deze auto's werden gratis monsters uitgedeeld en er werden wasdemonstraties gegeven. Televisie bestond toen nog niet, laat staan televisiereclame.

Mijn grootvader werkte vanaf 1923 bij de fabriek en fotografeerde regelmatig wat hij interessant of bijzonder vond. In het fotoarchief bevinden zich dan ook een aantal foto's en negatieven van deze reclameauto's. Omdat deze foto's allemaal zwart-wit zijn geven ze maar een beperkte indruk van hoe die auto's er uit hebben gezien want juist deze voertuigen waren kleurrijk beschilderd, vaak in de kleur van de verpakking van de te promoten producten, blauw,groen, geel of rood.
Er is wel een doosje bewaard gebleven met verschillende monsterverpakkingen uit de periode dat de foto's gemaakt zijn. Die geven in ieder geval een indruk van de kleuren die toen gebruikt werden.

Doosje met twee monsters, speciaal voor de Nenyto, de Nederlandse Nijverheids Tentoonstelling,
 die in 1928 in Rotterdam werd gehouden.


Chenard & Walcker was in de eerste helft van de 20e eeuw een Franse fabrikant van sport- en luxewagens, vooral bekend door het winnen van de 24 uur van Le Mans in 1923. In de loop van de jaren '20 begon het bedrijf ook met het produceren van kleine en grote vrachtwagens. De Nederlandse importeur was de firma N.V. Adriaan Beers in Den Haag. Zowel de trekker als de aanhanger zijn voorzien van een plaat met de naam van de importeur.Het meest indrukwekkende reclamevoertuig was waarschijnlijk de Chenard & Walcker trekker met aanhanger. Deze demonstratiewagen was vrij hoog en bovendien rijkelijk voorzien van glas-in-lood. Dat moet, op de klinkerwegen uit die tijd, een bijzonder effect hebben gegeven. De foto is van na 1931, want er wordt reclame gemaakt voor Radion.



De reclamewagens werden regelmatig aangepast aan de producten die gepromoot werden, dat is goed te zien bij de auto met reclame voor Lux. Eerst voor het fijnwasmiddel met die naam en later, met een andere opbouw, voor de gelijknamige toilet-zeep. De verpakking van de zeepvlokken komt overeen met de monsterverpakking die in 1928 op de Nenyto werd uitgedeeld, Lux toiletzeep kwam pas in 1929 op de markt.
De auto is iets ouder, het is volgens mij een Buick uit 1927, de platte koplampen werden later niet meer gebruikt.



Het zeeppoeder Rinso kwam in 1922 op de markt. De foto is van later datum, ik denk eind jaren '20, want de basis van deze auto is een Ford A die pas vanaf 1927 geproduceerd werd. De opbouw is waarschijnlijk niet helemaal origineel. De letters en het beeldmerk op de auto wijken af van de modernere verpakking die midden jaren '30 werd gebruikt.


In 1931 bracht de Lever's Zeep Maatschappij een nieuw wasmiddel op de markt, Radion. Radion was niet alleen een nieuw merk, het was ook een nieuw soort wasmiddel. Daar waar gewone wasmiddelen niet veel anders waren dan gewone zeep, maar dan in vlokken, was Radion ook geschikt als inweek-wasmiddel. Dat betekende dat de was veel minder fysieke inspanning vereiste. Deze voor die tijd unieke eigenschap werd onderstreept met de leus 'Radion wascht alléén'. Om deze eigenschap onder de aandacht van de Nederlandse huisvrouwen te brengen werden de demonstratiewagens ingezet. Niet alleen de oude Chenard & Walcker maar ook twee nieuwe combinaties.



De firma Beers was rond 1931importeur geworden van het Amerikaanse vrachtwagenmerk Diamond T en de trekkers van deze fabrikant werden het uitgangspunt voor deze nieuwe wagens. Daarbij zal meegespeeld hebben dat deze trucks, volgens een advertentie van de importeur, beschikten over een 'opvallend uiterlijk'. Geen vervelende eigenschap als je de aandacht wil trekken.
Beers beschikte ook over een constructiewerkplaats waar vrachtwagens konden worden geconstrueerd of aangepast aan de specifieke wensen van de klant. Dat maakt het zeer waarschijnlijk dat de aanhangers daar vandaan kwamen.


De eerste combinatie zag er nog vrij conventioneel uit, een vrachtwagen met dubbele cabine en aanhanger. Daarin dan wel weer een raam met spijltjes en een gordijntje om een huiselijke indruk te geven. Boven het nummerbord de tekst 'Geef luid signaal, wij gaan onmiddellijk opzij'. Het bleef een onhandige combinatie en men wilde de andere weggebruikers niet tot last zijn.


Indien nodig kon deze combinatie ook ingezet worden voor andere promotie actie's zoals '18 Waschknijpers bij ieder pak Sunlight Zeep'.


Dan was er nog een tweede combinatie met een Diamond T trekker, minder hoog en met een veel langere aanhanger. De trekker was weer voorzien van een dubbele cabine. De aanhanger was een demonstratiezaal op wielen. Wasketel, wringer en zinken teil, alles was aanwezig om de was te kunnen doen. Voor de ramen gordijntjes om afleiding van buiten te voorkomen. Alles was er op gericht om de boodschap zo goed mogelijk over te brengen.




Hoewel het naar huidige begrippen niet de meest efficiënte manier lijkt om een groot publiek te bereiken was het houden van demonstraties één van de manieren om de kwaliteiten van de producten aan het publiek te tonen. Daarnaast werden er in de fabriek regelmatig rondleidingen en demonstraties voor groepen huisvrouwen gegeven. Dat het effectief was blijkt wel uit het feit dat een aantal merken nog steeds bekend is, al wordt er al jaren geen reclame meer voor gemaakt.

zondag 21 juni 2015

De Haringvisserij in Vlaardingen


In 1923 verhuisde mijn grootvader naar Vlaardingen. Hij had daar een baan aangeboden gekregen bij de Lever's Zeep Maatschappij. Vlaardingen was toen nog één van de belangrijkste havens voor de haringvisserij in Nederland.
In het fotoarchief van mijn opa zitten een aantal foto's die met de visserij te maken hebben. Bij elkaar geven ze een mooi overzicht van de veranderingen die in dertig jaar plaats vonden, met name waar het de schepen betreft.

Kar met kantjes haring op de hoek van de Oosthavenkade en de Koningin Julianabrug, jaartal onbekend.

Aanvankelijk werd er gevist met zeilloggers maar in de loop van de jaren '20 werd er massaal overgeschakeld op mechanische aandrijving. Eerst waren dat stoommachines, later werden dat steeds meer dieselmotoren.
Na de Tweede Wereldoorlog werd een aantal stoomloggers nog omgebouwd naar motorloggers maar de meeste werden uit de vaart genomen. Het vissen met een vleet (drijfnet) werd geleidelijk vervangen door vissen met een trawl (sleepnet). Daar waren grotere en sterkere schepen voor nodig, de zogenaamde trawlers.

In 1964 werd er voor het laatst vanuit Vlaardingen met loggers gevist. Het belang als vissershaven werd steeds kleiner terwijl de trawlers steeds groter werden. De trawlers waren veel minder aan hun thuishaven gebonden en zo verdween de visserij uit Vlaardingen. In 1970 voeren er nog vijftien schepen voor Vlaardingse reders, tien jaar later waren dat er nog maar twee.


De oudste foto uit het archief is van de VL 27 'Tilly' aan de Westhavenkade voor het 'Reedershuys' waar nu Museum Vlaardingen is gevestigd. De VL 27 was in 1917  gebouwd als zeillogger, werd in 1927 omgebouwd tot motorlogger en is in de oorlog verloren gegaan. De foto lijkt mij van voor de verbouwing.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het haringseizoen traditioneel geopend met Vlaggetjesdag. De loggers waren dan klaar om uit te varen, schoon en fris opgeverfd en versierd met vlaggetjes. Ze lagen schuin naast elkaar op een rij met de boeg naar de kade. In de jaren '50 kwam hier veel publiek op af.


De VL 89 'Jan en Ineke' van rederij G. Kornaat, gebouwd in 1916, in 1927 voorzien van een dieselmotor en in 1947 verlengd en verbouwd. Verderop ligt de VL 83 'Cornelis', in 1903 gebouwd als stoomlogger en in 1947 omgebouwd tot motorlogger.
De VL 83 heeft op deze foto een witte buiskap, de VL 89 heeft dat nog niet maar kreeg die later ook. Waarschijnlijk is die in 1956 aangebracht toen het schip een nieuwe motor kreeg en is deze foto voor die tijd gemaakt.


De VL 166 'Neeltje' en VL 71 'Marie', beide van rederij N.V. Van Toor, ook tijdens Vlaggetjesdag maar waarschijnlijk een ander jaar want met een andere camera gefotografeerd. Gebouwd in 1911 en 1915 als stalen logger, in 1928 beide omgebouwd tot motorlogger en in 1947 verbouwd en verlengd. In 1958 zijn beide schepen verkocht naar Scheveningen.

Na Vlaggetjesdag kwam Buisjesdag, de dag dat de schepen voor het eerst dat seizoen naar zee gingen. Waarschijnlijk zijn beide volgende foto's op zo'n dag gemaakt. Ze komen van hetzelfde rolletje.


De VL 78 'Vlaardingen' gefotografeerd tijdens het verlaten van de haven. Het schip  was in 1901 gebouwd als stoomlogger VL 193. In de oorlog werd het schip gevorderd door de Duitsers waarna het ernstig gehavend terug kwam. De toenmalige eigenaar zag er weinig heil in het schip nog te herstellen en verkocht het aan Visserij-Maatschappij 'Mercurius'. Het schip werd hersteld en omgebouwd tot motorlogger en kwam in 1948 weer in de vaart als VL 78 'Odin'. Het herstel was echter dermate kostbaar geweest dat het bedrijf in 1950 moest liquideren. De VL 78 werd verkocht aan Visserij-Maatschappij Vlaardingen en kreeg de naam 'Vlaardingen'. Zo zou het tot 1964 blijven varen en werd daarna gesloopt.


De VL 85 'Bertina' was ook van de Visserij-Maatschappij Vlaardingen, net als de VL 203 'Dina' en de VL 208 'Frida' waarvan links de boeg nog net te zien is. Alledrie de schepen waren gebouwd als stoomlogger, alleen de VL 85 werd, na een aanvaring in 1949, hersteld en omgebouwd tot motorlogger. Hoewel motorloggers veel economischer in gebruik waren bleven ook deze stoomloggers nog geruime tijd in gebruik, in ieder geval tot en met 1959. Daarna werden beide 'stoomfietsen' opgelegd en verkocht voor de sloop.
De VL 85 bleef nog tot 1965 in de vaart maar moest het toen ook afleggen ten opzichte van de nieuwe en veel sterkere trawlers.

De nieuwe VL 27 in de Oude Haven, waarschijnlijk bij de proefvaart in februari 1956. Net als bij de oude VL 27 op de achtergrond het 'Reedershuys', waar nu het Museum Vlaardingen is gevestigd.


Veel van de Vlaardingse vissersschepen werden ook in Vlaardingen gebouwd. Er waren verschillende scheepswerven. Maar in de periode na de Tweede Wereldoorlog lag de nadruk aanvankelijk op herstel en modernisering van de nog bestaande schepen. Pas in 1955 werd er in Vlaardingen weer een nieuw vissersschip gebouwd voor Vlaardingse rekening.
In februari werd de kiel gelegd voor een nieuwe motortrawler, de VL 27 'Burgemeester Heusdens', bestemd voor de nieuw opgerichte rederij 'De Nieuwe Mercurius'. Het werd gebouwd op scheepswerf 's Lands Welvaren' I.S. Figee maar eigenlijk was de werf te klein voor deze trawler zodat het schuin op de helling werd gebouwd. In juli werd het te water gelaten en in februari 1956 werd de eerste proefvaart gemaakt.
In dat jaar stelde de regering ook een kredietregeling in voor de modernisering van de vissersvloot waarna er nog 16 nieuwe trawlers voor Vlaardingse rekening werden gebouwd, waarvan overigens nog maar twee in Vlaardingen zelf. De visserij werd te groot voor Vlaardingen.
Voor 'De Nieuwe Mercurius' kwam de kredietregeling net te laat. De gedane investering bleek te groot zonder de gunstige voorwaarden van een jaar later en in 1958 moest de nieuwe rederij de boeken neerleggen. De VL 27 werd verkocht naar Katwijk, vertrok in 1963 naar Canada en werd daar in 1981 door brand verwoest.

Toen was de visserij al grotendeels uit Vlaardingen verdwenen. De stad was veranderd van een belangrijke vissershaven in een woon- en industriestad onder de rook van Rotterdam.

De meeste achtergrondinformatie bij deze foto's heb ik ontleend aan het boek 'Het Zout Verzouten' van M.P. Zuydgeest, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1994.

zaterdag 10 januari 2015

Fokker F.VIIb-3m



Bij het sorteren van de negatieven van mijn grootvader ben ik tot nu toe één foto van een vliegtuig tegen gekomen. Een Fokker F.VII op vliegveld Waalhaven.
Mijn opa fotografeerde vooral zijn naaste omgeving; familie, werk en vrienden en verder onderwerpen waar hij zich mee verbonden voelde.
Hij kwam zelden op een vliegveld maar Waalhaven was niet al te ver van Vlaardingen. Dat was op de fiets nog goed te doen.


Het vliegtuig op de foto is een Fokker FVIIb-3m van de KLM, de PH-AFS "Specht",
die op 26 maart 1931 door Fokker aan de KLM geleverd werd. Op 12 augustus 1936 werd dit toestel, samen met de PH-AGR "Reiger", verkocht aan het al bijna failliete Crilly Airways in Engeland. Een dag later waren beide vliegtuigen op weg naar Spanje waar ze vrij snel zouden sneuvelen in de burgeroorlog.


De foto is gemaakt met een Kodak No.2 Cartridge Hawk-Eye Camera model B. Een eenvoudige box-camera die met punten van de Sunlight Zeep bij elkaar gespaard kon worden. Mijn opa werkte bij de Sunlight-fabriek in Vlaardingen en had verschillende van deze camera's.

zaterdag 20 december 2014

Kamp van Zeist.

Op zolder hangt een zorgvuldig ingelijste potloodtekening van een man in uniform. Die man is mijn grootvader tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij was toen kok in het Kamp van Zeist en de tekening zou gemaakt zijn door een geïnterneerde Belgische militair.


Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak was mijn grootvader nachtportier in het New Mills Hotel in New York. Hij had toestemming van de Minister van Oorlog zich "tot 1 september 1915 op te houden in Noord-Amerika zonder andere verplichting dan te zorgen dat zijn adres in het buitenland bekend is bij den Burgemeester van Rotterdam, en bij mobilisatie van het leger onverwijld naar Nederland terug te keeren en zich bij zijn korps aan te melden."
Die mobilisatie werd afgekondigd op 1 augustus 1914 en op 15 augustus vertrok Jan Kooij voor rijkskosten, als derde klasse passagier, per stoomschip "Potsdam" naar Holland. 27 augustus om vijf uur 's avonds arriveerde het schip te Rotterdam.

De oorlog was inmiddels in volle gang. Op 4 augustus waren de Duitse Keizerlijke troepen de Belgische grens gepasseerd op weg naar Frankrijk. De 'onneembare' vesting Luik was al na drie dagen gevallen en de troepen rukten op naar Antwerpen. Die stad viel, ondanks de steun van het Engelse leger, op 10 oktober. Meer dan een miljoen Belgen vluchtten naar Nederland, waaronder meer dan 30.000 militairen.

Nederland hield er een strikte neutraliteitspolitiek op na. Militairen van oorlogvoerende landen moesten, als gevolg van verschillende internationale verdragen, zo ver mogelijk van het oorlogstoneel geïnterneerd worden.
Daartoe werd in alle haast een aantal interneringskampen ingericht, onder andere bij het Kamp van Zeist. Op de heide werden 2 barakkenkampen gebouwd, elk voor zo'n 6000 geïnterneerden. In het reeds bestaande Geniekamp, omringd door een aarden wal, werden de bewakingstroepen gehuisvest. Ongeveer 1000 man.

Jan Kooij meldde zich op 1 september bij zijn korps, het 15e regiment infanterie te Leiden. Hij werd bijkok der soldatenkeuken van bataljon E, 2e Compagnie. Op 2 november ging bataljon E naar het Kamp van Zeist als bewakingsdetachement. Op 20 november werd mijn grootvader gekozen als kok voor de onderofficieren.

De tekening van mijn grootvader in uniform is nagetekend van een foto. Daar is een afdruk van bewaard gebleven, al is die bijgeknipt. Waarschijnlijk om in een album te kunnen passen. Het is een geposeerde foto, gemaakt in een professionele studio. De achtergrond is natuur, geschilderd op een doek dat doorloopt op de grond. Er staat een bijzettafeltje waar het model ontspannen zijn hand, arm en/of een belangrijk attribuut op kan leggen. Een gebruikelijke manier van poseren in die tijd. De tekenaar heeft de foto zeer nauwkeurig nagetekend, alleen rechtsonder heeft hij iets persoonlijks toegevoegd; A.T., Camp van Zeist, 1915.


Achterop de voorbeeldfoto staan enkel aantekeningen. Groot in potlood staat er J Kooij Kok O. O., Bat E, Com 2, Kamp bij Zeist. Daar dwars overheen met een iets zwaarder potlood 9/11 71 kilo, met uitrusting 93 Kilo. Daaronder met paars potlood 13/5 1918 64 kilo. Aan de randen van de foto staan nog wat onduidelijke krabbels en in de hoek een stempel van Atelier Prins, de studio waar de foto gemaakt is.


Als 71 kilo het gewicht van mijn grootvader in het kamp was valt hier uit af te leiden dat de voedselvoorziening op orde was, in ieder geval voor het keukenpersoneel. Een paar jaar later was hij 7 kilo afgevallen, hij was toen al een tijd uit dienst.

Vanuit Amerika had mijn grootvader een fototoestel meegenomen, een Kodak Brownie No2, model C. Dit was een eenvoudige boxcamera voor rolfilm waarmee 6 of 8 negatieven van 6 x9 cm gemaakt konden worden. Foto's hiervan waren contactafdrukken, net zo groot als het negatief.
Aan de camera kon weinig ingesteld worden, fotograferen gebeurde bij voorkeur buiten bij mooi weer. In het midden was het beeld aardig scherp, zolang het onderwerp niet te dichtbij stond. Naar de randen werd alles wat vager, maar dat was op de kleine afdrukjes nauwelijks te zien.
Met deze camera heeft mijn grootvader zijn eerste foto's gemaakt, waaronder de foto's in het Kamp van Zeist.


Er zij nog twee foto's van mijn opa in uniform. Deze foto's heeft hij dan wel niet zelf gemaakt maar ze zijn wel met zijn camera gemaakt. Eén foto is op een strand gemaakt, op de ander zit mijn opa op een bankje, waarschijnlijk in de buurt van zijn ouderlijk huis in Gouda, want er zijn meer familiefoto's waar dit bankje op voorkomt. Beide foto's zijn nogal formeel geposeerd.


De foto's uit het Kamp van Zeist zijn minder formeel al zijn ze wel geposeerd. Het dragen van een uniform had niet de hoogste prioriteit bij het keukenpersoneel. Toen mijn grootvader bij een inspectie zijn uniform moest tonen bleek dat er inmiddels een nest muizen in zijn plunjebaal gehuisvest was.
De foto's uit deze periode tonen dan ook vooral mannen in werkkleding.


Er is een aantal afdrukjes bewaard gebleven, de restanten van een album dat waarschijnlijk gesneuveld is ten gunste van een nieuw en actueler album. Vier foto's vastgeplakt op een blad van dik karton en nog twee losse foto's, op hetzelfde  karton, die samen de helft van een ander albumblad hebben gevormd. 



De foto's van mijn grootvader geven maar een beperkt beeld van het leven in het bewakingskamp. Hij fotografeerde wat hem aansprak en waar hij zich bij betrokken voelde. In dit geval waren dat zijn directe collega's. Over wie dat precies waren is niets bewaard gebleven.


De meeste foto's zijn buiten genomen. Op één foto worden aardappels geschild, er staat een grote ton in het midden die een indicatie geeft om welke hoeveelheden het gaat. De andere foto's tonen vooral momenten van rust en ontspanning. Er wordt een flesje bier gedronken. Op het negatief is te zien dat het om Oud Bruin gaat. Bij een andere gelegenheid is er een fles wijn open getrokken. Een opvallend groot aantal mannen rookt pijp.



Er is één foto die binnen is genomen. De heren hebben hiervoor zeker een seconde met hun vork in de lucht stil moeten zitten. Op de borden iets van stamppot en worst. Aan de muur reclame voor onder andere tandpasta, tabak en spaar-pand brieven. Daarnaast hangt de muur vol met foto's en ansichtkaarten van uiteenlopende soort. Aan de kalender in de hoek valt op het negatief nog net af te lezen dat deze foto in oktober 1916 is gemaakt.


Er is nog een andere foto, waarvan ik zeker weet dat die niet door mijn grootvader is gemaakt. Daarvoor is het beeld te scherp en de afdruk te groot (9 x 14 cm). Zeer waarschijnlijk is dit een contactafdruk van een 10 x 15 glasnegatief. Zo'n camera had mijn grootvader toen nog niet. Bovendien staat hij zelf op de foto, hij zit op een omgekeerde kruiwagen en speelt viool met een kachelpook. Achter hem speelt iemand trompet op een trechter en een ander trommelt met een pollepel op een teil.
Achter op de foto staat Onderofficierskeuken 't Kamp bij Zeist. Het muziekcorps opgericht door 't koks en bediendens personeel.


Het is opvallend dat mijn grootvader het consequent over het Kamp bij Zeist heeft, over het algemeen is de benaming Kamp van Zeist. Die naam werd toen ook al gebruikt, in ieder geval op een ansichtkaart die Jan Kooij in maart 1916 naar Mej. C. J. Ranshuijsen stuurde. Achterop de tekst:

23/3 Zeist

L.S.
Zooeven vertelde iemand mij, dat hij vernomen had dat we voorlopig hier blijven.
Gegroet J Kooij.
Kok O.O. Bewakingsdetachement 't kamp bij Zeist.


Op de voorkant staat duidelijk gedrukt 'Kamp van Zeist, Barakken, Vooraanzicht'.
Wat betreft het voorlopig hier blijven was de mededeling in ieder geval correct. Pas op 7 november van dat jaar werd mijn grootvader overgeplaatst naar het 34e Landweer Bataljon in Utrecht. Op 16 november werd hem onbepaald klein verlof verleend.
In 1919 trouwde hij met C. J. Ranshuijsen.






zaterdag 22 november 2014

Fotoarchief J. Kooij



Eén van mijn meest levendige herinneringen aan mijn grootvader heeft met fotografie te maken. We waren een jaar of vijf, mijn tweelingbroer en ik, en we mochten op een zondagmiddag met opa mee de doka in. Dat ging net want de doka was eerder een donkere kast dan een donkere kamer. In het oranje licht kregen de handelingen bijna iets magisch. Toen zag ik voor het eerst het fascinerende proces van een foto die schijnbaar uit het niets opkomt in de ontwikkelaar. 

Nadat mijn opa een stuk of acht afdrukjes had gemaakt legde hij die, nog nat, op een stuk filtreerpapier zodat wij ze beneden, waar pa en ma met oma aan de koffie zaten, konden laten zien. Bovenaan de trap moesten onze ogen even wennen aan het felle daglicht. Voorzichtig op de eerste tree, langzaam werden de foto's wat grijzer. Het blad met foto's zo recht mogelijk te houden. Een voet op de tweede tree.  De foto's werden nog wat donkerder. Op de derde tree riepen we tegelijk 'Opa, de foto's worden zwart!'

Opa hield wel van een grapje, hij had de beelden wel ontwikkeld maar niet gefixeerd. Zo leerde ik meteen één van de basisprincipes van de fotografie.



Jan Kooij werd geboren op 22 november 1889 in Gouda, aan boord van het 'kraakschip Wilhelmina'. Gerrit Kooij, zijn vader, was schipper en woonde samen met zijn vrouw, Wilhelmina van Eekeren, op het schip. Ze zouden samen zeven kinderen krijgen van wie de meeste op jonge leeftijd overleden. Alleen mijn opa en zijn oudere broer Hendrik werden volwassen.

Jan groeide op aan boord, kwam na de lagere school als knecht in dienst bij zijn vader en werd daarna zelf schipper. In 1912 reisde hij zijn broer achterna om in Amerika een nieuw bestaan op te bouwen. Aan die Amerikaanse droom kwam al snel een eind toen in juli 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Jan Kooij werd gemobiliseerd en moest terug naar Holland. Daar werd hij kok voor de onderofficieren in het Kamp van Zeist.

Na zijn demobilisatie had hij verschillende baantjes, onder andere bij de Stoomvaart Maatschappij Oceaan en de Holland-Amerika Lijn maar die gaven geen al te grote zekerheid. Het waren moeilijke tijden. In 1923, Jan was inmiddels getrouwd, kreeg hij via zijn zwager een baan aangeboden bij de Lever's Zeep Maatschappij te Vlaardingen. Hij zou daar tot zijn pensionering blijven werken.


Mijn grootvader kocht zijn eerste camera in 1913 in Baltimore, een Kodak Brownie No2, en zou zijn verdere leven enthousiast blijven fotograferen. Niet alleen in de familiekring maar ook op zijn werk en in zijn directe omgeving. Veel foto's zijn bewaard gebleven, dozen vol met negatieven en afdrukken, plakboeken en andere paperassen. Maar veel structuur zit er niet meer in.

Die structuur probeer ik stukje bij beetje weer terug te brengen.